Voorbij Gibraltar

Migratie
Arno leest voor:

Het stadje Tinghir ligt tegen de hellingen van de vallei van de Todra. Dankzij de regen en sneeuw in de bergen stroomt er altijd water door het oasedal, dat zich als een groen lint door het droge woestijnlandschap slingert. We kijken neer op een lappendeken van kleine veldjes. We dalen af door smalle steegjes en langs een deels vervallen kasbah. Voor ons lopen drie jonge vrouwen. Ze spelen met hun telefoons en maken foto’s van elkaar. Ze willen ook graag met ons op de foto. In gebrekkig Frans vertelt er een dat ze gras gaan snijden voor de schapen. We mogen met ze mee lopen.

Fatima is het meest aan het woord. We begrijpen dat ze in Ouazarzate woonde met haar man. Ze is nu gescheiden en woont weer thuis bij haar familie in Tinghir. Ze konden geen kinderen krijgen. Of ik niet met haar wil trouwen? Ze geeft me prompt haar pasfoto en schrijft naam en telefoonnummer op de achterzijde. Ik neem deze aanzoek met een lach in ontvangst. Dit vrije gedrag van de vrouwen is een aangename verrassing. Als we midden in de oase bij het veldje zitten vallen de hoofddoekjes achteloos in de nek. Ze snijden met hun sikkeltjes het gras en de klaver en bundelen het in een omslagdoek. We kijken even naar het behendige handwerk en nemen dan afscheid.

In het centrum van Tinghir is de markt in volle gang. Op het plein rijden taxi’s, busjes en particuliere auto’s af en aan. Er is een groente- en fruitmarkt op een open stoffige vlakte. In de steegjes van de oude stad rijgen winkeltjes zich aaneen tot een langgerekte souk. Helemaal beneden zijn de werkplaatsen van de meubelmakers. In het steegje achter het hotel schalt muziek uit grote speakers. Ik vraag in het muziekwinkeltje naar de CD die zij gisteren draaiden. Ik lag ziek te bed en hoorde een aantal keer dezelfde mooie ritmische muziek. De jonge verkoper geeft tot mijn verrassing in het Nederlands antwoord. Ik ben nog verbaasder als hij zegt dat hij nooit in Nederland is geweest en de taal op school heeft geleerd. Hij was van plan te emigreren, maar dat is niet gelukt.

Tinghir en de Todra vallei hebben een lange geschiedenis van migratie. Een betere gezondheidszorg stond in de twintigste eeuw aan de basis van een snelle bevolkingsgroei. Eerst migreerden de mensen naar de kuststeden Rabat en Cassablanca. In de jaren zestig ontstond een ware migratiegolf naar Frankrijk en in mindere mate Nederland en BelgiĆ«. Tegen de verwachting in keerden veel ‘gastarbeiders’ niet terug naar Marokko. Het tijdperk van de familiehereniging brak aan. Midden jaren tachtig waren zowat alle gezinnen weer samen, maar nu in het gastland. Daarna stopte de migratie niet, want kinderen van migranten haalden hun huwelijkspartners weer in het thuisland. Het percentage internationale migranten bleef daardoor in de vallei vrijwel constant en in absolute cijfers verdubbelde dat aantal zelfs.

Tussen migranten en achterblijvers bestaan hechte netwerken. Dat maakt migratie van de leden van de eigen groep en familie weer makkelijker via huwelijken, informatie en bekostiging van de migratie. Meer dan veertig procent van de huishoudens in de vallei zitten in zo’n netwerk en ontvangen geld uit het buitenland. Veel mensen verlaten de kasbah’s en bouwen nieuwe comfortabele huizen. Men schaft waterpompen aan voor extra irrigatie. De economische opbloei stimuleert weer de emigratie van gezinsleden. Heb je geen verwanten in Europa, dan is het leven een stuk zwaarder. De allerarmsten zijn niet in staat te emigreren. Dat speelde misschien bij die man in de muziekwinkel; te arm om de sprong naar Europa te maken.